Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Plan Brokking
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0331.01PlanBrokking-BP01

Artikel 7 Waarde - archeologie (WR-A)

7.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding aangewezen voor archeologisch waardevol gebied zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
  1. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 7 lid 1 bedoelde bestemming uitsluitende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  2. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtne­ming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op: 
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid;
    2. een plangebied met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graaf- of heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Archeologisch waardevol gebied zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  4. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  5. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.3.2 Verboden werkzaamheden
Het verbod, zoals in artikel 7 lid 3.1  bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning;
  3. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.3.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
7.3.4 Voorwaarden
De omgevingsvergunning wordt voorts veleend, indien: 
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder artikel 7 lid 3.4 sub a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • het doen van opgravingen;
    • begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
7.4 Afwijkingsbevoegdheid
7.4.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 7 lid 3.1 , met inachtnememing van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.
7.4.2 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning, zoals in artikel 7 lid 4.1  bedoeld, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.  
7.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning, zoals in artikel 7 lid 4.1  bedoeld, wordt voorts verleend, indien:
  1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder artikel 7 lid 4.3 sub a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • het doen van opgravingen;
    • begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
7.5 Adviesprocedure
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige.