Plan: | Intratuin IJsselstein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.01Intratuin-VG01 |
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, bijvoorbeeld vanwege de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen, kunnen kleinere richtafstanden worden aangehouden. In dat geval wordt het omgevingstype gemengd gebied gehanteerd en kunnen de richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-publicatie met één afstandstrap worden verlaagd.
Onderzoek
Op grond van bovengenoemde VNG-publicatie valt een tuincentrum in categorie 3.1 met een richtafstand van 50 m ten opzichte van 'een rustige woonwijk'. Ten opzichte van woningen die zijn gelegen in gemengd gebied dient rekening te worden gehouden met en richtafstand van 30 m. Met het voorliggende bestemmingsplan worden een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing en het gewijzigd gebruik van bestaande opstallen (behorend bij een woning) ten behoeve van het bestaande tuincentrum Intratuin IJsselstein mogelijk gemaakt.
Omgevingstypen
In het gebied ten noorden, westen en zuiden van het plangebied liggen woningen, twee drukke wegen (Weg der Verenigde Naties en de ir. F.E.D. van Enschedeweg) en agrarische bedrijven. Hier is dus sprake van functiemenging. Daarom kan dit gebied tot het omgevingstype 'gemengd gebied' worden gerekend. Ten aanzien van de woningen die hier liggen kunnen de richtafstanden uit de VNG-publicatie met één afstandstrap worden verlaagd.
Het gebied ten oosten van de Weg der Verenigde Naties bestaat vrijwel uitsluitend uit woningen. Omdat hier geen sprake is van functiemenging, wordt dit gebied beschouwd als een rustige woonwijk. Ten aanzien van deze woningen gelden de volledige richtafstanden uit de VNG-publicatie.
Uitbreiding van de bebouwing
Uitbreiding van de bebouwing heeft niet tot gevolg dat het bedrijf in een hogere milieucategorie valt. Voor de woningen ten oosten van het plangebied ('rustige woonwijk') wordt voldaan aan de richtafstand van 50 m. Voor de overige woningen ten noorden en westen van het plangebied ('gemengd gebied') wordt voldaan aan de richtafstand van 30 m.
Gebruik bestaande opstallen
Ten noorden van het bestaande tuincentrum ligt een aantal opstallen die momenteel door het tuincentrum als opslagloods wordt gebruikt. In dit bestemmingsplan wordt het gebruik van deze gebouwen voor opslag door middel van een aanduiding geregeld. Deze opstallen kunnen daardoor voor opslag ten behoeve van het tuincentrum worden gebruikt. Ook biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid deze opstallen voor de opslag van consumentenvuurwerk te gebruiken. Omdat hier maximaal 10 ton consumentenvuurwerk zal worden opgeslagen, geldt op basis van het Vuurwerkbesluit een veiligheidsafstand tussen deze opslag en omliggende woningen van 8 m. Aan deze veiligheidsafstand wordt ruimschoots voldaan. Op grond van de bovengenoemde VNG-publicatie geldt dat het gebruik van opstallen met deze omvang (< 2.000 m²) voor de opslag ten behoeve van het tuincentrum en voor de opslag van minder dan 10 ton consumentenvuurwerk in categorie 2 valt. Voor activiteiten uit deze categorie geldt een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk. In een gemengd gebied zijn deze activiteiten direct naast woningen toelaatbaar. Aangezien ruimschoots aan de richtafstand van 30 m ten opzichte van de rustige woonwijk ten oosten van het plangebied wordt voldaan en de opstallen bouwkundig gescheiden zijn van omliggende woningen, is er geen sprake van onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van het gebruik van deze opstallen voor opslag.
Conclusie
De uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan zal niet leiden tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van de woningen in de omgeving. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de realisatie van het plan niet in de weg.